Instituut voor Anatomie
Omdat steeds meer studenten dierenarts wilden worden moest er een nieuwe plek komen om les te geven. In 1921 werd het Anatomiegebouw gebouwd. Op de 1e verdieping kreeg men les in de collegezaal. En in de snijzaal werd er gesneden. Studenten oefenden hier op de kadavers van dode dieren.
Het onderwijs in het ontleden van dieren vond vanaf de oprichting van de Rijks Veeartsenijschool in 1821 plaats in de kelder van het Hoofdgebouw aan de Biltstraat. Dat leidde vooral ’s zomers tot stankoverlast in de rest van het gebouw waar studenten theoretisch onderwijs kregen en woonden. Vanaf 1873 kwam er een aparte ontleedzaal die tegen de oostgevel van het Hoofdgebouw was gebouwd. Na bijna een halve eeuw voldeed ook dit gebouw niet langer. Het werd te klein voor het toenemende aantal studenten en men wilde graag alle afdelingen van het instituut onder één dak huisvesten.
Monumentale huisvesting
In 1921 werd de nieuwbouw van het Instituut voor Anatomie aan de Bekkerstraat in gebruik genomen. Naast kantoren en laboratoria bevond zich in het gebouw een grote hal met een uitgebreide collectie van dierenskeletten en vitrines met anatomische preparaten. In de snijzaal op de begane grond kregen de studenten praktijkles in de ontleedkunde. Het theoretisch onderwijs vond plaats in de collegezaal op de 1e verdieping. Met een lift bracht men de kadavers vanuit het nabijgelegen koelhuis naar de collegezaal. In 1980 verhuisde het instituut naar de nieuwbouw van de Faculteit Diergeneeskunde op de Uithof, tegenwoordig het Utrecht Science Park. Na een uitgebreide restauratie kreeg het Anatomiegebouw in 2017 de gemeentelijke monumentenstatus.
Anatomiegebouw
Het Anatomiegebouw werd ontworpen door de architect Joop Crouwel (1885-1962). Hij werkte in de expressieve bouwstijl van de Amsterdamse school. Dat is goed te zien aan het siermetselwerk, de indrukwekkende koepeldeur, de horizontale lijnen van het gebouw en de verticale lijnen in de gevel. Het gebouw is zowel van binnen als van buiten gedecoreerd met sierlijke dierenkoppen van de beeldhouwer Hendrik van den Eijnde. Deze verwijzen naar de verschillende diersoorten die in het gebouw werden ontleed. De centrale hal en de halfronde collegezaal zijn overdekt met glazen daken, destijds nodig voor voldoende invallend licht. Het gebouw lijkt erg op een ander bekend gebouw van Crouwel: het oude Hoofdpostkantoor aan de Neude.
Dit verhaal is onderdeel van de Veeartsenijroute.