Poortgebouw en Gildestein

In 1821 opent de eerste opleiding voor veeartsen van Nederland in Utrecht. De opleiding wordt gehuisvest in het Poortgebouw op het terrein van landgoed Gildestein. In het begin ging het om een klein groepje van 24 studenten, 3 leraren, een hoefsmid en een veearts. Inmiddels melden zich jaarlijks honderden studenten aan voor de opleiding.

Opleiding voor veeartsen

In 1819 besloot men dat er in Nederland een opleiding voor veeartsen moest komen. Twee jaar later start deze opleiding in het Poortgebouw. De studenten kregen hier niet alleen onderwijs, zij woonden er ook. In 1872 groeide het schoolgebouw uit zijn jasje. Bovendien veroorzaakten de secties in de kelder een enorme stankoverlast. Van 1873 tot 1876 kwam er daarom op het terrein een flinke uitbreiding met een ontleedzaal, een onderwijs- en woongebouw, diverse klinieken en stallen. In 1988 verhuisden alle gebruikers naar de nieuwe campus van de Faculteit Diergeneeskunde op De Uithof (Utrecht Science Park). 

Huize Gildestein

Huize Gildestein werd in 1680 gebouwd op een landgoed ten oosten van Utrecht. In 1821 kocht de veeartsenijschool het huis als directiewoning. De tuin rondom Gildestein werd ingericht als hortus botanicus. Daarin kregen de studenten onderwijs in geneeskundige planten. In 1912 kwam het huis na een verbouwing in gebruik van het Instituut voor Parasitaire- en Infectieziekten. Van 1980 tot 1988 was er het Instituut voor Veterinaire Bacteriologie gehuisvest. Daarna is het verbouwd tot woningen.

Poortgebouw

In 1813 wordt een katoendrukkerij gebouwd op het terrein van het landgoed Gildestein. Nadat de fabriek in 1819 sloot wordt het in gebruik genomen door Rijksveeartsenijschool. Het gebouw krijgt eerst de aanduiding Schoolgebouw en later Poortgebouw. De zalen op de benedenverdieping zijn bedoeld voor onderwijs. De studenten woonden op de tweede verdieping. Verder zijn er keukens, een apotheek met scheikundig laboratorium, een ontleedzaal, een bibliotheek, een studeerzaal, een anatomische onderwijsverzameling, een eetzaal en een portierswoning. Na 1899 waren de studenten niet langer intern en kregen de vrijgekomen ruimtes een andere bestemming, zoals voor het Museum Diergeneeskunde en de Diergeneeskundige Studenten Kring. Daarna is het verbouwd tot woningen.