Zoeken naar kasteel Vredenburg

Kasteel Vredenburg werd rond 1580 grotendeels gesloopt. Toch kon je delen ervan nog eeuwenlang zien. Ook onder de grond lagen resten van het kasteel. De afgelopen 50 jaar deden archeologen veel onderzoek tijdens bouwwerkzaamheden. Daardoor weten we steeds meer over dit kasteel.

De bouw van een dwangburcht

In 1528 was Karel V koning van Spanje en landsheer van de Nederlandse gewesten. Hij gaf de opdracht om een dwangburcht te bouwen. In dit soort kastelen werden soldaten gelegerd. Zij moesten opstandige burgers in toom houden. Binnen de Utrechtse bevolking woedde namelijk al jarenlang een strijd. Sommige mensen steunden Karel V en andere de hertog van Gelre, zijn gezworen vijand. Met het kasteel wilde Karel V de vrede bewaren. Daarom zou het de naam ‘Vredeborch’ dragen. Het lag binnen de stadsmuren, op de plek van het middeleeuwse Johanniterklooster. Dat moest daarvoor gedeeltelijk worden gesloopt. Op het hoogtepunt van de bouwactiviteiten werkten er maar liefst 1500 man aan. Daardoor was het kasteel al na 132 dagen klaar voor gebruik. Het enorme gebouw had vier enorme hoektorens en een poortgebouw met indrukwekkend beeldhouwwerk. Daarmee torende het hoog boven de stad uit. 

Spaanse soldaten worden verjaagd

De burcht had een oppervlakte van maar liefst 135 bij 145 meter. Het ontwerp was voor die tijd erg modern. Maar ondanks de metersdikke muren en de brede grachten werd de Vredenburg al aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog ingenomen. In december 1576 begon de Utrechtse bevolking aan de bestorming van het gehate kasteel. Na 7 weken moest de Spaanse commandant D’Avila zich gewonnen geven. Op 11 februari 1577 vertrokken de Spaanse soldaten met hun vrouwen, kinderen, wapens en inboedel. Hierna stond de Vredenburg er enkele maanden verlaten bij.

Gesloopt

Volgens overlevering trok op de avond van 2 mei 1577 een stoet Utrechtse vrouwen naar het kasteel. Catharina (Trijn) van Leemput voerde deze vrouwen aan. Ze hadden besloten het kasteel eigenhandig te slopen. Het zou uiteindelijk vier jaar kosten voordat de Vredenburg verdwenen was. Met het puin gooide men de slotgracht dicht. Het westelijk deel van het kasteel, waaronder de beide torens, maakte deel uit van de stadsmuur. Daarom werd dit gespaard.

De laatste toren afgebroken

In 1824 was de Nieuwe Hollandse Waterlinie voltooid. Hiermee verloor de Utrechtse stadsverdediging zijn functie. In 1828 gaf koning Willem I toestemming om deze af te breken, inclusief het westelijke front van de Vredenburg. In de jaren 1832-1842 werden een koperpletterij en een gasfabriek gebouwd. Hiervoor werd de westelijke kasteelmuur verwijderd. In 1869 werd de noordwestelijke toren afgebroken. In 1882 besloot het stadsbestuur ook het Spanjaardsgat grotendeels te slopen. Alleen het oostelijke deel van de toren bleef op dat moment nog staan. Maar bijna 30 jaar later werd ook dit laatste aandenken aan de Vredenburg afgebroken. 

Het kasteel komt tevoorschijn

Toch was de Vredenburg niet helemaal verdwenen. De ondergrondse resten waren namelijk nog bijna helemaal intact. Tot 1951 lagen ze verborgen onder het Vredenburgplein en de eerste Jaarbeursgebouwen. In 1951 werd er gewerkt aan een nieuwe kademuur. Er kwamen twee zware stukken beeldhouwwerk van zandsteen uit het water van de singel tevoorschijn. Het grootste stuk bestond uit twee zuilen die versierd waren met bladornament. De ene was bekroond met een keizerskroon, de andere met een koningskroon. Tussen en om de zuilen slingert een brede band met de tekst PLUS OULTRE (‘Steeds verder’). Dit was de wapenspreuk van Karel V. 

Opgravingen in de jaren 70

In de twintig jaar daarop vond men bij verschillende werkzaamheden regelmatig kleine delen van het kasteel. Het eerste grootschalige archeologische onderzoek vond plaats in 1971. Dit was tijdens de bouw van een parkeergarage onder het Vredenburg. Hierbij kwam de zuidoostelijke hoek van het kasteel bloot te liggen. De resten behoorden tot onder meer de zuidelijke hoofdpoort en de zuidoostelijke hoektoren. Deze had als bijnaam de Hollandsche Toren. 

Johanniterklooster

De grootste opgraving vond plaats in 1976. Deze stond onder leiding van Tarq Hoekstra, de eerste Utrechtse stadsarcheoloog. In de noordoostelijke hoek van het kasteel vond men resten van de kerk en het hoofdgebouw van het Johanniterklooster. Dit hoofdgebouw stond op de binnenplaats van de Vredenburg en was onderdeel van het kasteel geworden. Tussen de funderingen van de kerk en het hoofdgebouw troffen de archeologen bijna honderd graven van kloosterlingen aan.

Geschutskelder

In 1976 vond men nog meer overblijfselen. Bijvoorbeeld de noordelijke kasteelmuur met geschutskelder. Een geschutskelder is een bunker die dekking moest bieden aan vijandelijk vuur. Tijdens het opgraven van deze zeskantige geschutskelder deden de archeologen een verrassende ontdekking. Door een ongelijke fundering was het zuidelijke gedeelte ervan nog tijdens de bouw verzakt. Hierdoor was het gewelf ingestort. De gangen, spiltrappen en schietgaten waren vervolgens dichtgemetseld. De geschutskelder werd nooit in gebruik genomen. In 1978 werd de oostelijke geschutskelder opgegraven. Ook deze bleek nog tijdens de bouw te zijn verzakt, ingestort en dichtgemetseld. 

Hoofdpoort

In de periode 2006-2014 werd het Stationsgebied opgeknapt en het nieuwe TivoliVredenburg gebouwd. Er vonden meerdere kleine en grote archeologische onderzoeken plaats. De archeologen van de gemeente Utrecht onderzochten de vulling van de zuidelijke kasteelgracht. Zij troffen ook resten aan van de zuidwestelijke toren en een deel van de zuidelijke hoofdpoort. In de 5 meter dikke muur van de hoektoren ontdekten ze een smalle sluisgang. 

Ophaalbrug

In 19e-eeuwse opmetingstekeningen van het Spanjaardsgat was de sluisgang al te zien. Ook architect Rombout II Keldermans noemt ‘eene secrete spuye of verlaet’. Dit doet hij in een document uit 6 maart 1530. De opgraving in 2014 toonde aan dat er in de sluisgang een groot waterrad heeft gedraaid. Dat werd vanuit het onderste torenvertrek aangedreven. Zo pompten de soldaten water uit de singel naar de grachten rond het kasteel. Dit was nodig in perioden van droogte. Op de grachtbodem vonden de archeologen zware eikenhouten balken. Die vormden de fundering van de 25 meter lange toegangsbrug. Het meest noordelijke deel, vlak voor de poort, bestond uit een 3½ meter lange ophaalbrug. Dat blijkt uit de kleine brugkelder die in het poortgebouw aanwezig was.

Belegering

De zuidelijke gracht bleek grotendeels te zijn opgevuld met kloostermoppen. Dit zijn middeleeuwse bakstenen. Deze waren tijdens de sloop van de Vredenburg in het water gegooid. Tussen het puin vonden de archeologen duizenden voorwerpen. Een deel houdt verband met de 7 weken durende belegering. Ze vonden bijvoorbeeld bijna 800 kogels voor handvuurwapens en 119 mortier- en kanonskogels. Die laten zien hoe zwaar er gevochten is. Ook vonden ze een kogelmaat (om de diameter van een kanonskogel te meten), fragmenten van een musketloop, een rapier (een smal steekzwaard), een kruitmaat, een hellebaard en tientallen messing rozetten en klinknagels van helmen.

Beschermheilige tussen de kloostermoppen

Minstens even fascinerend is het vele beeldhouwwerk waarmee de hoofdpoort moet zijn versierd. Tussen het puin vonden de archeologen een wapenschild met de afbeelding van een dubbelkoppige adelaar, twee koppen en een poot van een griffioen, versierde kapitelen en een banderol met de bekende tekst PLUS OULTRE. De meest indrukwekkende vondst is een levensgroot en verguld beeld van een man in een lang gewaad. Hiervan ontbreken helaas de schouders en het hoofd. Het schuine kruis aan de rechterkant van het beeld toont aan dat het om Sint Andreas gaat. Dit was een van de twaalf apostelen. In de middeleeuwen was hij een populaire beschermheilige. 

Een oud bonnetje

Enkele dagen na de vondst van Sint Andreas kregen de Utrechtse archeologen bezoek van hun voorganger Tarq Hoekstra. Het beeld deed hem denken aan zijn eigen opgraving van de Vredenburg bijna 40 jaar eerder. Daarna had hij jaren besteed aan archiefonderzoek. Ook onderzocht hij honderden rekeningen uit de periode waarin het kasteel werd gebouwd. Hoekstra dacht daarbij de naam van Sint Andreas te zijn tegengekomen. Hij beloofde de archeologen zijn documentatie erop na te slaan. Niet lang daarna liet hij weten dat hij een bouwrekening uit 1532 had gevonden. Hierin stond een betaling aan ‘Gerardt in de Struys, leydecker ende borger tUtrecht’. Deze Utrechtse leidekker werd ingehuurd om een afdakje te maken voor het beeld van Sint Andreas bij de poort van kasteel Vredenburg. De kans is groot dat het beeld aan de gevel van het poortgebouw hing. 

Alsnog te zien

De muren van de hoofdpoort werden tijdens de opgraving in grote blokken gezaagd. Ze staan nu op het bovenste parkeerdek van de parkeergarage. Daar kunnen bezoekers ze bewonderen. 

Ook de restanten van het Spanjaardsgat konden bewaard blijven. In de zomer van 2016 zijn ze teruggeplaatst in de Stadsbuitengracht. Deze is opnieuw uitgegraven onder de Stadskamer van Hoog Catharijne. Dan zijn er nog de restanten van de Hollandsche Toren, de Vlaamsche Toren en de oostelijke kasteelmuur. Samen vormen ze de laatste overblijfselen van de Vredeborch. 

Een uitgebreide versie van dit artikel is gepubliceerd in Tijdschrift Oud Utrecht, themanummer 50 jaar zorg voor Utrechts erfgoed, juni 2022.

Hulp en contact Erfgoed

Telefoon

14 030

E-mail

erfgoed@utrecht.nl