Werk aan de werf

Utrecht staat bekend om zijn werven en werfkelders. De eigenaren van de grachtenpanden moesten deze vroeger onderhouden. In de 20e eeuw raakten de werven in verval. Toen nam de gemeente Utrecht het eigendom van de werfmuren en kades over. Verschillende restauratierondes volgden. Het wervengebied steekt complex in elkaar, dus tegenvallers liggen op de loer. De stad en de eigenaars worden nu weer samen verantwoordelijk voor het erfgoed. Daar helpt de zogenaamde wervenmeester bij.

Al vanaf de 12e eeuw vervult het Utrechtse wervengebied een belangrijke rol in de stad. Vooral de Oudegracht functioneerde eeuwenlang als een langgerekte haven. Hier werden goederen aangevoerd, uitgeladen, opgeslagen en verhandeld. In de loop van de 18e en 19e eeuw kwam er langzaamaan een einde aan de havenfunctie van de Oudegracht. De schepen werden namelijk steeds groter. Het varen door de smalle grachten ging steeds lastiger. Ook de komst van de spoorwegen, de aanleg van het Merwedekanaal en later de opkomst van het wegverkeer speelde mee. Daardoor investeerden de particuliere eigenaren niet of nauwelijks meer in het onderhoud. De walmuren, werven en werfmuren raakten erg verwaarloosd.

Gemeentelijk eigendom

Al in de jaren twintig van de vorige eeuw maakten Utrechters zich zorgen over het wervengebied. Zij vonden dat de stad in actie moest komen. De zo herkenbare werven mochten niet verder verwaarlozen.  In 1928 werden ze op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. In 1967 werden de grachten, werven, werf- en kluismuren officieel rijksmonumenten. Toch raakten ze steeds verder in verval. Het stadsbestuur begreep dat er iets moest veranderen. Tussen 1948 en 1954 nam de gemeente het eigendom over met een ‘onteigeningsplan’. Sindsdien heeft de stad het eigendom van bijna alle werven en werfmuren in handen.

Van werkterreintjes tot openbare benedenstraten

De eigendomswissel had vooral positieve gevolgen voor de werven en lage walmuren. Die werden in de jaren vijftig hersteld en opnieuw bestraat. Daarbij verdwenen bijna alle elementen die wezen op individueel gebruik. Denk aan opslagschuren, goederenliften en -kranen, kippenhokken, tuintjes en hekwerken. Ook de laatste houten oeverbeschoeiingen werden vervangen door een gemetselde walmuur. Het karakter van het wervengebied veranderde hierdoor enorm. Eeuwenlang waren de werven particuliere werkterreintjes geweest die niet voor iedereen toegankelijk waren. Nu werden het openbare benedenstraten, parallel aan de grachten.

Restauratie komt op gang

De werfmuren waren inmiddels erg vervallen. Maar in de naoorlogse periode was hier weinig geld voor beschikbaar. Toch werd er wel gewerkt aan herstel. Door het geldgebrek werden de werfmuren gesloopt en herbouwd.  De monumentwaarde van de muren ging daardoor deels verloren.

Toch was er bij de restauraties wel degelijk oog voor detail. Vanaf 1953 verplaatste men de lantaarnpalen op de grachten naar de bovenrand van de werfmuren. Dit was reden om speciale kraagstenen met beeldhouwwerk aan te brengen. Kraagstenen zijn stenen die uit de muur steken. Zo kwamen er ongeveer 330 gebeeldhouwde lantaarnconsoles langs de grachten. Dat is nog steeds een indrukwekkend gezicht.

In 1978 deed de Werkgroep Herstel Leefbaarheid Oude Stadswijken Utrecht een oproep aan de gemeenteraad. De restauraties van de werfmuren moesten voorzichtiger worden aangepakt. Met de jaren bleef er meer historisch metselwerk behouden. Tussen 1979 en 1985 werden er 140 werfmuren gerestaureerd. Dat was ongeveer 20 procent van het totaal. Ook vernieuwde men toen 35 werftrappen. De ingrijpende restauratie van walmuren, werven en werfmuren was voorlopig afgerond.

Riolering

De Utrechtse grachten functioneerden eeuwenlang als vaarweg. Men gebruikte ze ook om afval in te lozen. Al sinds de late middeleeuwen golden allerlei voorschriften om watervervuiling te beperken. Menselijke uitwerpselen kwamen daarom tot ver in de 19e eeuw in beerputten terecht. Later legde men waterleidingen aan. In de huizen zelf ging men wc’s gebruiken. Vanaf het eind van de 19e eeuw belandde afvalwater dan ook steeds vaker in de gracht. Milieuwetgeving maakte hier een einde aan. Vanaf 1984 werkte de gemeente aan een nieuw rioleringsstelsel voor alle grachtenpanden. De rioolbuizen liggen sindsdien onder water in de gracht, vlak voor de lage walmuren. In 1989 werd het laatste grachtenhuis aangesloten op het rioolstelsel. De lozing op open water was nu voorgoed voorbij.

Een ingenieus plan

Tijdens de aanleg van de riolering kwam iets anders naar voren. Van de 28 monumentale boogbruggen over de grachten was de fundering er matig aan toe. Via een slimme methode werden de brugfunderingen verstevigd zonder de bruggen te veel aan te tasten. Via kleine gaten werd een spuitlans in de ondergrond gedrukt. Zo kon onder zeer hoge druk een mengsel van specie en water in de ondergrond worden gespoten. Op die manier ontstonden er robuuste kolommen die de bruggenhoofden verstevigden.

Herstel van de gewelven

Begin jaren negentig werkten honderden particuliere eigenaren en de gemeente Utrecht samen aan een groot restauratieproject. Hierbij werden scheuren en andere gebreken van veel werfkeldergewelven hersteld. Voor de uitvoering moest alle bestrating en het zand van de gewelven verwijderd worden. Het bleek een ideaal moment om ook een waterdichte laag bovenop de gewelven aan te brengen. Daardoor werden de ruimtes minder vochtig. Veel werfkelders konden nu worden gebruikt als restaurant, werkruimte, atelier of zelfs woning.

Herstel van wal- en kluismuren

Sinds 2013 is het zogeheten wal- en kluismurenproject in uitvoering. Inmiddels is ongeveer 60 procent van de lage walmuren langs de Oude- en Nieuwegracht vervangen door een nieuwe constructie. Deze verhelpt verzwakkingen en instabiliteit van de oude beschoeiingen.

De aanwezigheid van bomen vormde bij de uitvoering het werk een bijzondere uitdaging. Om een walmuur te kunnen vervangen, is er namelijk aan de achterzijde werkruimte nodig. Maar bij grote bomen zitten juist daar de wortels. Vernieuwing van de walmuur is dan niet mogelijk. Er wordt dan een tijdelijke versteviging aangebracht voor de periode dat de boom nog leeft. Waarschijnlijk stonden er al in de late middeleeuwen bomen op de werven. De meeste stonden toen bij de werfmuren. Er moest namelijk direct naast het water een jaagpad vrijgehouden worden om schepen voort te trekken.

Langs de Kromme Nieuwegracht, Drift en Plompetorengracht is de afgelopen decennia niet veel gewerkt aan het herstel van de zogenaamde kluismuren: de keldermuren die direct aan de gracht staan. Dit herstelwerk is namelijk risicovol. Dat komt door de zwaarte van deze muurconstructies en de samenhang met de keldergewelven onder de straat. Een nieuw plan was nodig om verzakking en schade te voorkomen.

Werk aan de Werf

In juli 2021 stelde de Utrechtse gemeenteraad het programmaplan ‘Werk aan de Werf’ vast. Daarin staat de aanpak voor het herstel en behoud van het wervengebied voor de komende dertig jaar. Het plan gaat in op herstel en voorkomen van schade aan het erfgoed. En het beschrijft het beheer en gebruik van het wervengebied. Ook de samenwerking tussen alle keldereigenaren en de gemeente Utrecht komt uitgebreid aan bod.

Samen verantwoordelijk

Om alle onderdelen van het wervengebied goed te onderhouden, moeten huiseigenaren, de gemeente en ondernemers goed samenwerken. Alleen zo is een zogeheten gevel-tot-gevel-aanpak mogelijk. In de middeleeuwen waren de eigenaren van de grachtenpanden samen verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de werven. Het stadsbestuur was verantwoordelijk voor het onderhoud van de bruggen en de straat langs de grachten. In de loop van de 18e en 19e eeuw raakten de werven in verval. Dit kwam door de veranderende economische functie van het gebied. Vanaf 1948 werd de gemeente Utrecht eigenaar van de werven en de wal- en kluismuren. Maar de werfkelders bleven particulier eigendom. Hierdoor raakten de onderdelen van het oude systeem van elkaar gescheiden. De nieuwe aanpak is er vooral op gericht om de eenheid te herstellen.

Met de aanstelling van een wervenmeester is de onderlinge samenwerking nieuw leven ingeblazen. Net als in de middeleeuwen moeten de gemeente en particuliere eigenaren weer samen gaan zorgen voor het onderhoud. Alleen zo kan het erfgoed van het wervengebied goed worden gebruikt én beschermd.

Een uitgebreide versie van dit artikel is gepubliceerd in Tijdschrift Oud Utrecht, themanummer 50 jaar zorg voor Utrechts erfgoed, juni 2022.

Hulp en contact Erfgoed

Telefoon

14 030

E-mail

erfgoed@utrecht.nl