Verkeerstuin
In 1963 opende een verkeerstuin in het Park Transwijk in Kanaleneiland. Het was na Assen en Deventer de derde verkeerstuin die in Nederland opende. Het doel van de verkeerstuin was (en is) ‘om de jeugd vertrouwd te maken met de problemen van het hedendaagse verkeer’, zoals het werd omschreven.
Juist in die naoorlogse jaren nam de mobiliteit en vooral het autoverkeer enorm toe en zowel de overheid als het Verbond voor Veilig Verkeer Nederland benadrukten het belang van verkeersonderwijs aan de jeugd. Zo gaf de verkeerspolitie op verzoek verkeersles op scholen, afgesloten met een praktijkexamen. Met een verkeerstuin werd het echter mogelijk om eerst een tijdje te oefenen op specifieke verkeersituaties. De doelgroep was de schoolgaande jeugd van 8-12 jaar. Ze kregen er klassikaal onderricht en in de maanden mei tot en met september was de verkeerstuin ook als vakantiebesteding voor de jeugd beschikbaar.
Het initiatief tot het maken van de verkeerstuin kwam van de gemeente en de tuin is ontworpen door de toenmalige afdeling Gebouwen en Monumenten in samenwerking met de afdeling Verkeer, bureau Jeugdzaken van de gemeente, de afdeling Wegen en Bestratingen, de politie en de GEVU. Het was kortom een integrale benadering. De kosten werden deels gesponsord door ESSO.
Pompgeluiden
De opzet bestond uit diverse wegen, een door verkeerslichten geregeld kruispunt, fietspaden, oversteekpaden, verkeerspleinen en oversteekplaatsen. Later is er ook een spoorwegovergang bijgekomen. Beplanting zorgde ervoor dat er af en toe ook ‘onoverzichtelijke’ verkeerssituaties zijn. Centraal kwam er een verhoogde standplaats waar een verkeersleider toezicht hield en waar oorspronkelijk ook de verkeerslichten bediend werden. Er kwamen overal verkeersborden, die verplaatst konden worden om situaties te wijzigen. Er kwamen ook twee bezinepompen van ESSO, die ‘echte’ pompgeluiden maakten. Alles werd uitgevoerd op ongeveer een derde van de ware grootte. De verkeersdeelnemers kregen trapauto’s, fietsen en aanvankelijk ook autopedjes. Ook mochten enkele ‘oudere’ verkeersdeelnemers de rol van surveillerende agenten op zich nemen. Het was zelfs de bedoeling om ook vrachtwagens en tankauto’s te laten rijden. Of dat ook gebeurd is, is niet bekend.
De kinderen kregen allemaal de kans om de verschillende rollen op zich te nemen. Dus wie teleurgesteld was omdat hij of zij moest beginnen als voetganger, was ervan verzekerd even later ook automobilist of fietser te mogen spelen.
Park Transwijk
De verkeerstuin is een integraal onderdeel van het park Transwijk. Dit park uit 1960-65 is het eerste naoorlogse voorbeeld van een park met een belangrijke sociale functie voor de wijk. Het ontwerp was van de Utrechtse plantsoenendienst onder leiding van J. P van Alff en met ontwerper Bram Galjaard.
Allerlei vormen van recreatie en verblijf voor verschillende doelgroepen en leeftijden zijn in het ontwerp opgenomen, in samenhang gebracht met elkaar door de groene omlijsting en groene verbindingen. Meer dan de helft van het totale oppervlak van het park werd bestemd voor de jeugd: speelweiden, een bouwspeeltuin, een speelvijver, een kinderboerderij en de verkeerstuin.
“Park Transwijk”, schreef J.P. van Alff, “is gemaakt voor jong en oud, voor de hollers, de liggers, de zitters, de ballers, de trappers, de verkeersbordenlezers, de kleine en grote tuiniers, de dierenvoeders en de dierenstrelers, de huttenbouwers, de watertrappers, de ruikers, de wandelaars, de fietsers en de oubazen.”
Cultuurhistorische waarde
De verkeerstuin heeft cultuurhistorische waarde als typisch naoorlogs fenomeen verbonden met de toenemende mobiliteit en de behoefte om jonge kinderen wegwijs te maken in het verkeer. Ook heeft de tuin nog steeds de originele opzet, inclusief de centrale ‘verkeerstoren’ en de bezinepompen van ESSO. Diverse moderniseringen hebben de opzet van de verkeerstuin niet wezenlijk gewijzigd.

