Rondom de Plompetorengracht
Het gebied rond de Plompetorengracht en de Wittevrouwenstraat was lange tijd onbebouwd. Dankzij opgravingen in het gebied vanaf 2002 weten we meer.
Onbekend terrein
De gemeente Utrecht stelde in 1972 de eerste gemeentelijk archeoloog aan. Sindsdien zijn meer dan 200 archeologische onderzoeken gedaan. Daardoor weten we veel over het vroegere leven in de stad. Zo was er al vroeg drukte en handel rond de Oudegracht. Langs de randen van de stad was het rustiger en landelijker. Zo ook rond de Plompetorengracht.
Opgraving Wolvenplein
Tijdens de eerste opgraving bij het Wolvenplein vonden we alleen wat greppels uit de 12e eeuw.
Het gebied was eeuwenlang boerenland, blijkt ook uit kuilen en waterputten uit de 14e eeuw. Een eeuw later is het terrein opgehoogd. Misschien had dit iets te maken met de start van de bebouwing langs de Plompetorengracht eind 14e eeuw.
Het gebied tussen de Plompetorengracht en de stadswal (van 1122) bleef lang onbebouwd. Pas in de 19e eeuw kwam er een huis met stal, dat in de 20e eeuw plaatsmaakte voor een schoolgebouw. Met de bouw van de gevangenis aan het Wolvenplein (1852-56) verdween het landelijke karakter van het gebied voorgoed.
Opgraving Wittevrouwenstraat
In 2004 gingen archeologen aan de slag in de Wittevrouwenstraat (huisnummer 8-10). Hier vonden ze veel meer sporen in de bodem. Er woonden namelijk al mensen vlak na de bouw van de stadswal. Het gebied lag aan een belangrijke weg. Deze weg liep via de Wittevrouwenpoort, Wittevrouwenstraat en Voorstraat en eindigde op de Neude. De bewoning bleef dan ook eeuwenlang bestaan.
Archeologen vonden funderingen van een aantal middeleeuwse gebouwen, maar vooral bijzonder veel beer- en waterputten. Dit leverde mooie vondsten op: gave aardewerken kookpotten en pannen en mooi beschilderd aardewerk uit het begin van de 17e eeuw. Maar ook fragmenten van een prachtig pijpglas uit de eerste helft van de 16e eeuw. Het is rijk versierd met blauwe dierkoppen. De toenmalige bewoners waren waarschijnlijk van goede komaf. Zo woonde in de 17e eeuw een burgemeester op nummer 10. Waarschijnlijk gaf hij opdracht om een mooie gevel te plaatsen.
Romeinse weidegrond
Het binnenterrein van de Letterenbibliotheek werd in 2007 uitgebreid onderzocht. Het gebied bleek al door de Romeinen in gebruik als weidegrond. Het Romeinse kampdorp lag een paar 100 meter verderop aan de andere kant van de Rijn. Ze vonden Romeins aardewerk, maar geen handgevormd binnenlands aardewerk. Daardoor wisten we dat er Romeinen rond het castellum leefden en geen inheemse bevolking.
Van boerenland naar stadse bebouwing
De Romeinen verlieten aan het eind van de 3e eeuw het castellum. Het weidegebied werd ook niet meer gebruikt. Pas toen het gebied binnen de Utrechtse stadsgrenzen viel, kwamen de boeren. De vondst van een 12e-eeuwse hooischuur laat dit zien. Mogelijk stonden er eerst houten huizen, maar in de late middeleeuwen bouwde men steeds vaker met (bak)stenen. Vooral in de late 14e en vroege 15e eeuw kwamen er steeds meer stadse en deftige woonhuizen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een gevonden fragment van een bronzen watervat (lavabo). De stad had het platteland hier voorgoed verdrongen.