Robijnhof
In 1954 bouwde de gemeente Utrecht aan de eerste grote uitbreidingswijk Nieuw-Hoograven. Het uitgangspunt voor het ontwerp van de wijk was het stedenbouwkundige idee van de ‘stempel’. Daarbij wordt in het ontwerp van een buurt een onderdeel steeds op dezelfde manier herhaald. De inmiddels wereldberoemde Utrechtse architect Gerrit Rietveld mocht enkele honderden woningen ontwerpen voor de nieuwe wijk.
Kracht van de herhaling
Rietveld ontwierp 194 portiekwoningen in Hoograven-Zuid en gebruikte hetzelfde ontwerp ook nog een keer bij de Robijnhof in het noordelijke deel van Hoograven. Hij wilde de woningbouw in een overzichtelijk systeem ordenen. De architectuur moest één geheel maken van de wijk. Het metselwerk en de kozijnen waren overal hetzelfde en de golvende betonnen daklijsten maakten de wijk tot één geheel.
Goed wonen
Typisch Rietveld waren de gekleurde panelen achter draadglas in de onderste kozijnrand. Op deze manier maakte hij de variatie van gordijnen onzichtbaar. Die vond hij namelijk storend. Bewoners mochten hun was alleen buiten het zicht te drogen hangen. Daarvoor waren speciale droogruimten bedacht, met betonnen stroken (lamellen) waar lucht tussendoor kwam. Niet alleen Rietveld zelf gaf aanwijzingen aan toekomstige bewoners hoe ‘goed te wonen’. Ook de gemeente zelf selecteerde de bewoners op ‘een zekere wooncultuur’.
De portiekwoningen aan de Robijnhof zijn in 2008 gerestaureerd door architect Bertus Mulder. Hij is een oud-medewerker van Rietveld.