Paulusabdij
De Paulusabdij was onderdeel van het Utrechtse kerkenkruis. Lees meer over dit verdwenen klooster.
In de 11e eeuw was het voor metselaars, steenhouwers en timmerlieden waarschijnlijk makkelijk om werk te vinden in Utrecht. In die eeuw waren er heel wat grootse bouwprojecten. De nieuwe Romaanse Domkerk werd in 1023 ingewijd. Dat gebeurde in het bijzijn van bisschop Adelbold en de Duitse keizer Koenraad II. Ook waren er werklieden nodig voor paleis Lofen, dat niet lang daarna werd gebouwd in opdracht van de keizer. Het paleis kwam net iets ten noordwesten van de Dom. Toen de keizer daar in 1039 met zijn gevolg verbleef, werd hij ziek en overleed. Zijn hart en ingewanden werden begraven in de Domkerk.
Kerkenkruis
Hendrik III was de zoon van de overleden keizer Koenraad II. Hij bouwde als eerbetoon aan zijn vader een kruis van kerken rondom de Dom. Dit deed hij samen met de toenmalige bisschop Bernold. Werklui konden ook nu weer aan de slag. Dankzij hun vakmanschap was Utrecht ruim 10 jaar later een aantal prachtige geestelijke gebouwen rijker. Het kerkenkruis bestond namelijk uit de Janskerk in het noorden, de Pieterskerk in het oosten en de Paulusabdij inclusief kerk in het zuiden. Alle 3 de kerken werden rond 1050 gewijd. Later werd de Mariakerk nog gebouwd in het westen. Daarmee was het Utrechtse kerkenkruis compleet.
De Janskerk en Pieterskerk zijn nog steeds stille getuigen van dit eerbetoon. De Mariakerk werd in de 19e eeuw gesloopt. Daarvan staat alleen de kloostergang er nog. Van de Paulusabdij verdwenen langzamerhand alle zichtbare sporen toen het complex na de reformatie van 1580 als Provinciaal Hof en later als rechtbank werd gebruikt.
Verborgen sporen
Het huidige gebouw van de Paulusabdij dankt haar uiterlijk voor een groot deel aan een grondige verbouwing in 1837-1838. Stadsarchitect C. Kramm ontwierp een neoclassicistische gevel met een zandstenen entree met zuilen. Dat wil zeggen: een gevel geïnspireerd op de stijl van de Grieken en Romeinen. Bij die verbouwing verdwenen de laatste zichtbare sporen van de abdij achter een dikke pleisterlaag.
De hoofdpoort uit de 16e eeuw werd bij de verbouwing van 1838 gesloopt. Maar het geestelijke verleden bleef aanwezig in de muren van het gebouw. Tijdens een grote verbouwing in de jaren 50 van de 20e eeuw kwamen verschillende resten van het abdijgebouw naar boven. Zo bleek de zuidelijke muur van het dwarse gedeelte van de abdijkerk nog grotendeels aanwezig. Vanaf de Hofpoort aan de Nieuwegracht is deze mooie gevel sinds die tijd weer te zien. Met de andere restanten van de Paulusabdij liep het minder goed af. Veel werd gesloopt. En wat er nog wel over was, verdween achter voorzetwanden.
Paulusabdij herontdekt
In 2000 verhuisden de rechters. Het gebouw werd verbouwd als bezoekerscentrum van Het Utrechts Archief. Voor de verbouwing deed de gemeente Utrecht een bouwhistorisch onderzoek. Ook deze keer kwamen er restanten van de abdij tevoorschijn. Zo ontdekten we een 15e-eeuwse ondergrondse gang van 4 meter lang. Deze gang verbond ooit 2 delen van het klooster. Ook vonden we een grote natuurstenen spitsboog uit 1253. Samen met twee andere spitsbogen vormden ze een bogengalerij als entree naar een zaal voor de geestelijken. Uit het onderzoek bleek dat veel muren nog bestonden. Ruim de helft van het huidige hoofdgebouw bleek nog middeleeuws te zijn. Daarmee rekenen we De Paulusabdij als een van de grootste middeleeuwse objecten van de stad.
Met de verbouwingen in de jaren 50 van de vorige eeuw en het begin van de 21e eeuw zien we het kloosterverleden weer. De grote 13e-eeuwse spitsboog is nu onderdeel van de presentatieruimte van Het Utrechts Archief. De plaats van de 16e-eeuwse hoofdpoort staat op de weg aangegeven in de Korte Nieuwstraat.