De westelijke burchtmuur

In de winter van 2025 is in de werfkelder van het huis Lichtegaard 5 een deel van de middeleeuwse ommuring van het Domplein in het zicht gekomen.

Met de bouw van de middeleeuwse burchtmuur wordt voor het eerst in de geschiedenis van het Domplein buiten de begrenzing van het Romeinse Castellum getreden. De vondst geeft een fraai inkijkje op de manier waarop een 11e-eeuwse verdedigingsmuur gebouwd is. Daarvan zijn er in Nederland niet veel bewaard gebleven.

Geschiedenis

De geschiedenis van het Domplein gaat terug tot 42 na Christus. Dan wordt het Romeinse castellum gebouwd. Een castellum is in feite een ommuurde kazerne. Hier was het bestuur van de regio gevestigd. Het Utrechtse castellum was opgebouwd uit hout, klei en zand.

Rond 190 is het castellum grondig vernieuwd en in oppervlakte uitgebreid, waarbij de houten bebouwing vervangen werd door tufsteen. Aan de noordzijde schoof de begrenzing van het castellum terrein ongeveer 37 meter op. Deze ruimte was ontstaan omdat de rivier de Rijn, die dicht langs het castellum stroomde, richting het noorden was opgeschoven.

Nadat de Romeinen omstreeks 270 zijn vertrokken, blijft het ommuurde terrein van belang. In de loop van de 5de of begin 6de eeuw werd Utrecht onderdeel van het Frankische rijk. In 630 is de eerste kerk op Domplein gebouwd, die in 690 werd herbouwd door de monnik Willibrord (658–739). Een tweede kerk werd aan Christus de Verlosser gewijd: de Sint Salvator. Deze twee kerken zouden van groot belang zijn voor de verdere ontwikkeling van het voormalige castellum.

Van de achtste tot de tiende eeuw, transformeerde het Romeinse castellum in een bisschoppelijke burcht. In de negende eeuw werden de kustgebieden langs de Noordzee geteisterd door invallen van Noormannen. Ook de Utrechtse burcht en de in de nabijheid gelegen nederzetting vielen ten prooi aan de plunderingen. De Utrechtse bisschopszetel verplaatst, naar veilige gebieden zoals St. Odiliënberg in Limburg en daarna naar Deventer.

Hoewel de dreiging van de Noormannen de gehele tiende eeuw aanwezig bleef, verhuisde in 925 de invloedrijke bisschop Balderik (897-975) zijn zetel weer naar Utrecht. De betekenis van de bisschoppelijke nederzetting en omgeving groeide vanaf dat moment sterk. Hierdoor rees het kerkelijke vermogen van bisschop en kapittel aanzienlijk.

Onder het bewind van bisschop Balderik tussen 918 en 975 werd een nieuwe Salvatorkerk gebouwd. De Maartenskerk werd hersteld. Net als de muren van de burcht. De bisschop kreeg zijn eigen residentie in de omgeving rond Lichtegaard en het zuidelijke deel van de Servetstraat. De keizer had een eigen paleis aan de overzijde van de Servetstraat: Paleis Lofen.

Door de grootschalige bouwcampagnes ontstond er ruimtegebrek binnen de ommuring van de bestaande burcht. Er werd gekozen om aan de westzijde een compleet nieuwe burchtmuur te realiseren. De burchtmuur was niet zomaar een blinde verdedigingsmuur. De nieuwe westelijke muur werd namelijk deels opgenomen in de gevels van de te bouwen paleizen van de keizer en bisschop. Er ontstond zo een hoge muur van soms wel twee verdiepingen hoog met, ter plaatse van de paleizen en het poortgebouw, ook nog daken. Wanneer de nieuwe westelijke burchtmuur met de paleizen is opgeleverd is eigenlijk niet goed duidelijk. Wel kan gezegd worden dat de muur al in 1017 af moet zijn. Bronnen melden dan namelijk dat in dat jaar het bisschoppelijk paleis schade oploopt bij een stadsbrand.

Constructie van de muur

Hoe is de burchtmuur gebouwd? Bekijk het 3D-model onderaan de tekst. Het aangetroffen muurwerk bestaat uit een onderste gedeelte dat anderhalve meter breed is. Onder de fundering is zelfs nog een zwerfkei te zien. Het is gebruikelijk dat voor de bodem van een fundering een bed van zwerfkeien werd gebruikt. De meeste keien zijn echter verdwenen. De fundering boven de zwerfkeien bestaat uit zogenaamd kistwerk; eerst zijn er buitenbladen geplaatst waartussen een vulling is aangebracht die de muur gewicht meegeeft. Door de vulling ontstaat een massieve muur die uitermate geschikt is voor verdedigingsdoeleinden. De fundering bestaat vooral uit tufsteen.

Na het metselen van de fundering heeft het metselwerk een tijdje moeten uitharden. In de muur is een horizontale lijn te zien van een grijze mortel. De laag beschermde het kwetsbare metselwerk van de fundering tijdens de uithardingsperiode. Boven de horizontale lijn is de overgang te zien naar het muurwerk dat mogelijk boven de grond uitstak. Ook dit opgaande werk is kistwerk maar dan opvallend anders in materiaal uitgevoerd dan de fundering: tufstenen buitenbladen met een vulling van allerlei keien en natuursteen. Er is geen duidelijke reden voor de materiaalkeuze.

In de loop van de middeleeuwen is de burchtmuur steeds verder ingebouwd geraakt. Zo werden huizen tegen de muur gebouwd. Hierdoor is de begrenzing van de burcht niet goed herkenbaar meer. In eerste instantie werden de huizen nog tegen de westelijke burchtmuur aangebouwd maar na 1580 ook er dwars doorheen. Hierdoor is de muur vrijwel geheel verdwenen met uitzondering van de delen die in de zijmuren van kelders bewaard zijn gebleven, zoals bij Lichtegaard 5 het geval is.

Bekijk het 3D-model van de muur

Hulp en contact Erfgoed

Telefoon

14 030

E-mail

erfgoed@utrecht.nl