Zonder overdrijven zou men kunnen beweren dat iedere Utrechter de Rode Brug kent en het lijkt alsof er altijd al een Rode Brug in Utrecht is geweest.
De brug heeft alles te maken met de loop van de Vecht. Deze kronkelende rivier liep lang voor onze jaartelling door dit gebied. Niet voor niets komen hier namen voor die verwijzen naar een rivier en zijn oevers. Denk aan namen als het Ondiep, de Omloop, Lage(n)oord, Hoge(n)oord en de Hogelanden. Toen Utrecht in 1122 stadsrechten kreeg, werd het kanaliseren van de bochtige Vecht een van de belangrijkste opgaven voor de stad. Zo kon men immers de Vecht als belangrijkste handelsroute strategisch door de stad leiden. Het graven van delen van de Oudegracht behoorde tot deze werken, maar ook het rechttrekken van een bocht van de Vecht tussen wat nu de Weerdbrug is en de Rode Brug. Dit rechttrekken gebeurde in 1338. Omdat er aan beide kanten van dit nu rechte stuk Vecht belangrijke gebieden en klooster lagen, zoals het kartuizerklooster Nieuwlicht en het Anthoniegasthuis, werd in het verlengde van de Loevenhoutsedijk een houten brug over de Vecht gelegd. Wanneer dit precies gebeurde, is onbekend maar het is niet ondenkbaar dat de brug er al in de middeleeuwen lag.
Is er dan meteen ook sprake van een roodgeverfde brug? Ook dat is niet ondenkbaar want de naam Rode Brug is al heel oud. Vanaf de allereerste keer dat de brug genoemd werd in documenten of op een kaart vermeld werd, was er sprake van de naam Rode Brug. In 1604 bleek de brug in slechte staat te zijn en moest vervangen worden. De kosten werden deels verhaald op degenen die van de brug gebruik maakten: zij moesten tol betalen. In 1621 werd de vaste brug vervangen door een ophaalbrug.
Sinds wanneer wonen er mensen bij de Rode Brug?
Al in de middeleeuwen woonden er hoveniers en boeren langs de Vecht, aan de Lagenoord zijn tot op vandaag nog enkele hele oude boerderijen aanwezig. Er woonde sinds de 17e-eeuw in ieder geval ook een brugwachter om de brug op te halen voor de doorvarende schepen. Ook was hij verantwoordelijk voor herstel van schade als boten de kant of de brug hadden geraakt. Vanwege het belang van de vaarroute als handelsroute vestigden zich ongetwijfeld in deze omgeving ook scheepsknechten, jagers die de schepen verder loodsten (langs het jaagpad) en dagloners die nodig waren voor het laden en lossen. Natuurlijk waren er ook (twee) herbergen. De naam Vinkenbuurt bijvoorbeeld verwijst naar een buurtje van losse arbeiders (‘Vinken’). Ook waren er lange tijd tegel- en pannenbakkerijen langs de Vecht en in de 19e-eeuw kwamen er nog meer bedrijven bij zoals de vanwege zijn stank beruchte Beenzwartfabriek (Benenkluif) en de Loodwitfabriek.
Al met al was het geen rijke buurt, integendeel. De ‘Rode Bruggers” stonden bekend als een lastig volkje, los met de handjes en nette mensen waagden zich daar maar niet in de buurt. Misschien dat er daarom in 1909 een politiepostje werd gebouwd, precies tegenover de Rode Brug. Rond die tijd begon ook de bouw van Ondiep. Als de stad in de loop van de 20e-eeuw flink groeit, wordt de Rode Brug een steeds belangrijkere route tussen Noord (Overvecht) en Noordwest (Pijlsweerd en Zuilen).
Bij de meest recente vervanging van de brug in 2009 is opnieuw gekozen voor een rode ophaalbrug.

