Ceciliaklooster

In 2018 deden archeologen onderzoek op de binnenplaats van het voormalige hoofdpostkantoor aan de Neude. Het onderzoek vond plaats voorafgaand aan de restauratie en herbestemming van het gebouw. Ze deden een groot aantal ontdekkingen waaronder een beerkelder uit het Ceciliaklooster. Het was al langer bekend dat dit klooster hier vanaf 1400 heeft gestaan. Het besloten vrouwenklooster was vooral bedoeld voor adellijke dames en was zodoende zeer welvarend. De vraag was of deze welvaart ook uit de vondsten zou blijken.

Duizenden vondsten

Heel waardevol bleek dan ook de vondst van een 16e-eeuwse beerkelder, een toilet die door de zusters moet zijn gebruikt. In de bijna 5 meter diepe kelder lag een dikke laag uitwerpselen met daarin duizenden vondsten. Het aardewerk bestond uit kookgerei (zoals bakpannen, kookpotten en een vetvanger), vele pispotten, kannen, (pap)kommen en een zalfpot van steengoed. Tussen deze scherven vonden de archeologen een fragment van een loodtinnen devotie- of huisaltaartje uit de 15e eeuw.

Opvallend zijn de negen beukenhouten borden, waarvan er vijf als een stapel zijn weggegooid. Andere houten objecten zijn een spatel, een worstpen, een versierde deksel van een kistje, een spinstok, bezems en een gedraaide meubelspijl. Een zuster heeft bovendien een versleten leren schoen in de beerkelder gegooid. Het zijn wel veel voorwerpen, maar ze maken niet echt een adellijke indruk.

Het luxe menu van de zusters

Dat gold zeker wel voor de vele etensresten, zowel plantaardige resten als dierenbotten en duizenden visresten, die de archeologen in de beerkelder aantroffen. Op basis hiervan kunnen we nagaan wat er op het menu van de zusters heeft gestaan. Hun dieet blijkt behoorlijk afwisselend te zijn geweest. Schaap en/of geit en rund werden het meeste gegeten, en soms ook varken. Er stond ook wel eens wild op het menu, namelijk edelhert, konijn en haas. Dit was vrij bijzonder voor die tijd. Alleen de adel had namelijk het recht om te jagen. De nonnen aten ook gevogelte. Favoriet waren kip en eend. Een enkele keer werden gans, watersnip of goudplevier opgediend. Ook de vele visresten laten een afwisselend menu zien: er zijn zoetwatersoorten (zoals brasem, kopvoorn, karper, baars en pos), trekvissen (waaronder paling, bot en zalm of zeeforel) en zeevissen (zoals schol, kabeljauw, haring, stekelrog en doornhaai).

De plantenresten bestaan uit granen, boekweit en rijst. De fruit- en notensoorten zijn onder meer aalbes, appel, bosaardbei, bosbes, braam, druif, hazelnoot, kruisbes, peer, pruim, vijg, vlier, walnoot, kers en zwarte moerbei. Het aandeel van groenten en peulvruchten is daarentegen vrij beperkt en bestaat uit andijvie of cichorei, Spaanse peper, tuinboon en veldsla. De tientallen zaden van Spaanse peper zijn een zeldzame vondst en vormen een indicatie voor luxe eetgewoonten. Het voedsel werd op smaak gebracht met kruiden en specerijen zoals kruidnagel, koriander, paradijskorrel, saffloer en zwarte mosterd.

Kortom, de vondsten uit de beerkelder laten zien dat de adellijke zusters van het Ceciliaklooster konden genieten van een goed gedekte tafel met een grote keuze aan producten.

De mooiste vondsten van het Ceciliaklooster zijn tentoongesteld in een mini-expositie op de tweede verdieping van Bibliotheek Neude, die in het gebouw van het voormalig postkantoor gevestigd is.

Dit artikel is eerder verschenen in Tijdschrift Oud-Utrecht, themanummer juni 2022 over 50 jaar zorg voor Utrechts erfgoed.

Hulp en contact Erfgoed

Telefoon

14 030

E-mail

erfgoed@utrecht.nl