Catharijneconvent

Lees over de geschiedenis van het Catharijneconvent: van Agathakapel tot museum, nagebouwd in 3D.

De geschiedenis van het Catharijneconvent begint met de Agathakapel en een opvanghuis voor arme burgers. De kerk was in de middeleeuwen verantwoordelijk voor de zorg voor arme burgers. Maar ook rijke burgers droegen hun steentje bij. Bijvoorbeeld de Utrechtse burger Pieter Uten Leen. Op 17 april 1366 schonk hij 22 pond rente per jaar aan de Utrechtse broederschap van de kapel van Sint-Agatha. Met dat geld moesten de broeders een huis inrichten voor de opvang voor armen. De kapel en de verwarmde opvang stonden net ten zuiden van de huidige Catharijnesteeg, op de plek van de huidige Catharinakerk.

Klooster van de karmelieten

In 1468 kwamen de karmelieten (een orde van monniken) naar Utrecht. Voor de bouw van hun klooster kregen zij het terrein tussen de tegenwoordige Catharijnesteeg, de Lange Nieuwstraat en de Zuilenstraat. De Agathakapel en de opvang verplaatsten daarom naar het Magdalenagasthuis dat op de hoek van de Nieuwegracht en de Magdalenastraat stond. De bouw van het nieuwe karmelietenklooster verliep traag. 60 jaar later waren slechts delen van de kerk en het hoofdgebouw van het klooster af. Wel was er een brouwerij aan de Nieuwegracht.

Klooster van de johannieters

In 1529 kreeg Karel V de macht in Utrecht. Hij dwong de karmelieten te verhuizen naar het Nicolaaskerkhof, omdat de johannieters het karmelietenklooster kregen. De johannieters moesten namelijk het klooster op het Catharijneveld verlaten, omdat daar kasteel Vredenburg werd gebouwd. Met tegenzin verhuisden de johannieters naar de nieuwe, maar veel kleinere locatie. Om de verhuizing aantrekkelijker te maken, kregen de johannieters een aantal stukken grond aan de Nieuwegracht en de Lange Nieuwstraat. Ook kregen zij de gehele Zuilenstraat, inclusief boomgaard.

De johannieters waren in het begin druk om het uitgebreide klooster zo in te richten dat het goed bruikbaar was. Ze bouwden een nieuwe gang die de verschillende huizen en gebouwen met elkaar verbond. De kerk maakten ze verder af en aan beide zijden van de Zuilenstraat kwamen poorten te staan. De kloostergang is nooit helemaal afgebouwd. De 4e, meest noordelijke arm is namelijk nooit gebouwd.

 

Ziekenhuis

Rond 1561 werd de oude middeleeuwse Agathakapel gesloopt. Het hoofdgebouw kon daardoor uitgebreid worden tot aan de kerk. Het stadsbestuur klaagde over het lage aantal bedden in de ziekenzaal. Met de nieuwe aanbouw was er ruimte voor 52 patiƫnten. Na de Reformatie van 1580 werd het verboden om openlijk katholiek te zijn. Het Catharijneconvent werd toen in opdracht van het stadsbestuur verbouwd tot een stads- en academisch ziekenhuis. In 1811 verplaatste het ziekenhuis naar het Apostelgasthuis aan de Lange Jufferstraat. Daarna werd het klooster gebruikt als rustplaats voor reizende soldaten.

Catharinakerk

In de 17e en 18e eeuw raakte de kerk van het klooster in verval. De katholieken kregen de kerk in 1842 weer terug. En Utrecht werd in 1853 weer officieel een aartsbisdom. De Catharinakerk was op dat moment de enige middeleeuwse kerk in het bezit van de katholieken en werd aangewezen als kathedraal. In de jaren daarop werd de kerk uitgebouwd en in neogotische stijl gerestaureerd: te herkennen aan bijvoorbeeld spitse bogen. In 1900 braken ze de westgevel af en verplaatste hem een paar meter naar het westen, waar hij in oude stijl werd herbouwd. In de jaren 60 van de 20ste eeuw werd de neogotische restauratie weer afgebroken. Op deze afbeelding zie je de situatie rond 1570.

Tussen 1974 en 1978 verbouwde Museum Catharijnenconvent het kloostercomplex en nam het in gebruik.

Hulp en contact Erfgoed

Telefoon

14 030

E-mail

erfgoed@utrecht.nl